zondag 26 juni 2005

Over een nieuwe superheld

In Rotterdam Noord gebeurt het. Ligt er geen weg opengebroken, dan staat er wel een stoplicht op rood. Wordt er geen fiets gestolen, dan staat er wel een huis te koop. En waar het gebeurt is een superheld nodig, iemand die met harde hand optreedt, tikken uitdeelt en de buurt bevrijdt van de angst die o zo leeft onder de buurtbewoners, al zullen zij dat niet snel toegeven.

Het was een vrij kalme donderdagnacht toen ik over de Bergweg naar huis liep, toen ik op de kruising met de Bergsingel een witte Opel Kadett met draaiende motor zag staan. Ernaast liep een nogal schichtig om zich heen kijkende man te ijsberen. Hij was omstreeks veertig jaar, had een normaal postuur en droeg een rode baseballcap met de tekst 'Washington Redskins' op het hoofd. Verder droeg hij een donkergrijze jas van het model 'parka' en een normale spijkerbroek met daaronder witte sportschoenen van het merk 'Nike'. Ook droeg hij een snor. Genoeg reden om de plaatselijke politie te bellen dacht ik, aangezien er zo'n vijf meter verderop het geluid van een inbraakalarm gepaard ging met dat van brekend glas.

Ik besloot even polshoogte te gaan nemen, en liep naar de plaats waar het geluid vandaan kwam. Door een gebroken kelderraam van een eetcafé zag ik een man naar buiten klimmen met in zijn hand een geldbak van een fruitautomaat. Niet zo slim, dacht ik, aangezien die aan het eind van de dag altijd geleegd worden. Maar goed, de man wurmde zich naar buiten door de piepkleine opening. Hij droeg een zwarte wollen muts en had een ongeschoren gezicht. Verder droeg hij een bordeauxrode jas en de rest kon ik niet zien, want hij was voor de andere helft nog binnen. Aan de uitdrukking op zijn gezicht kon ik zien dat hij beter een grotere ruit had kunnen uitkiezen.

Al wurmend keek hij me aan en tierde: "Wat valt hier godverdomme te zien? Loop toch door man!", waarop ik anwoordde: "Er valt niks te zien, ik loop al!", terwijl ik bij mezelf dacht dat er wel degelijk iets te zien was en eigenlijk wilde blijven staan, maar voor je het weet komen de loeiende sirenes op je af, ben je medeplichtig en moet je de volgende dag je werk bellen en proberen uit te leggen wat je in die politiecel doet, en waarom je daar terecht bent gekomen.

Mijn looptempo was iets verhoogd toen ik zo'n twintig seconden later een auto met gierende banden in z'n eerste versnelling voorbij hoorde komen. Het was de witte Opel Kadett die duidelijk als vluchtauto fungeerde. "Mooi, nu ga ik de politie bellen", dacht ik, en toetste het nummer in. "Met de politie, waarmee kan ik u van dienst zijn?", sprak een beleefde vrouwenstem. "Ja, goedemorgen, ik was net getuige van een inbraak, ik zie de daders zo wegscheuren!", vertelde ik in telegramstijl en wilde mijn verhaal vervolgen. "Ogenblikje", hoorde ik. "Meldkamer, zegt u het maar", hoorde ik een zware stem blaffen.

Dit zijn ze. Dit zijn die mannen met snorren als van die stevige straatbezems, mannen waarmee geen discussie mogelijk is maar je direct in de ijskoude boeien slaan, de echte mannen van de straat, waar Ali B het ook altijd over heeft. "Bergweg, hoek Bergsingel, eetcafé zei u?", verifieërde hij. "Ja, ze scheuren net weg richting Gordelweg en als je opschiet, dan kun je ze nog inhalen!", schalde ik iets te enthousiast. "Bedankt voor het belletje meneer, we gaan er achteraan!", besloot de blaffende snor.

Toen de adrenaline iets gezakt was besloot ik dat Buurtman was geboren. "Buurtman, de superheld die de politie belt", ik zag het helemaal voor me: bij de politie staat in de meldkamer een rode telefoon die knippert als Buurtman iets constateert. Dus geen vriendelijke vrouwenstem, maar direct die snor om tijd te sparen. Rotterdam heeft er een superheld bij, en wat voor één, eentje die de confrontatie niet aangaat maar de sterke arm inschakelt als het zover is...



Buurtman is al vijf keer in actie gekomen, of zijn ingrijpen heeft geholpen is niet bekend omdat de politie nooit terugbelt...

zondag 19 juni 2005

Over goedkope wijn

"Front 242, ken je dat? Front 242?", lalde hij met consumptie. Voor me stond een jongeman die duidelijk door zijn gespreksstof heen was. Met onder zijn rechterarm een fles rode wijn en in zijn linkerhand een halfvol glas wachtte hij op antwoord, deinend op het onsamenhangende ritme van anderhalve fles Aldi-wijn.

Wat moest ik zeggen? Dat ik Front 242 een beetje kende en er eigenlijk helemaal niets aan vind en dat ik al die industrial eigenlijk niets vind en dat ik jaren geleden wel een cassettebandje van Ministry had zodat ik in ieder geval wel wist waar ik het over had? Zou het einde van een mogelijk grappig gesprek zijn. Ik besloot om de stoute schoenen aan te trekken en te zeggen dat ik het 'wel een grappig bandje' vond. Er verscheen een gelukzalige glimlach op zijn gezicht waaruit ik alleen maar kon opmaken dat hij de hele avond al heeft rondgevraagd naar de populariteit van "zijn band".

Wel grappig was dat hij moeiteloos in iedere zin zes keer op een verschillende manier Front 242 kon zeggen, maar gemiddeld kwam het eruit als 'vrrrontoefortoe', waardoor het nog sneller ging met zijn wijn. Ik had gelukkig een rood shirt aan, maar toegegeven, het is een vrij lastige bandnaam als je dronken bent. Het kwam erop neer dat hij nergens albums van vrrrontoefortoe op vinyl kon vinden. "Probeer NLstore.nl dan eens, daar hebben zo zo'n beetje alles, cd's, vinyl, én voor een redelijke prijs, veilig en gratis thuisbezorgd!", maakte ik reclame. "Dát zou ik weleens kunnen doen, hoe heette het nou? Holland....?", vroeg hij. "Nee, NLstore", lalde ik met hem mee. Mijn redding kwam bij ons staan en de Front 242-fan besloot verder te gaan met z'n tocht. "Front 242, ken je dat? Front 242?", hoorde ik achter me.


Vrrrontoefortoe.

Toen ik een half uurtje later op het punt stond naar huis te gaan werd ik op mijn schouder getikt. "Wat was het nou? Holland.....?", vroeg hij nog een keer. "Nee, NLstore", antwoordde ik wederom.

donderdag 16 juni 2005

Over wat je met een weblog moet

"Heb jij er al één?", probeerde zij boven de muziek uit te komen. Ik probeerde - zonder daarbij mijn handen te gebruiken - te veranderen in een groot vraagteken. Of ik er al één heb. Of ik wat heb? Snel ging ik in mijn hoofd alle trends, hypes, rages en modegrillen af: een iPod, een ontkenning op de vraag of we een Europese grondwet willen, een ontsnapte poema in mijn achtertuin, een ontsnapte TBS'er (natuurlijk ook in mijn achtertuin), een stuk stoeptegel (altijd handig, voor als je een viaduct tegenkomt), een éénpersoons vliegtuigje om met een noodgang mee onder de Erasmusbrug door te saltoën, een deelname aan Big Brother 5...ik kon er niet opkomen.

Toen ik besefte dat ze me nog steeds aan stond te kijken besloot ik me over te geven.

Of ik al een weblog had...wat moet ik nou met een weblog? Ik heb geen flauw idee wat ik daar nou op moet zetten...dat ik uit Rotterdam kom? Dat ik van stappen hou? Dat ik het ook erg fijn vind om af en toe een concert te bezoeken? Dat ik fotografie leuk vind? En vormgeven? Golfen? Snowboarden?


Mijn achtertuin.

Toch wel een paar redenen om een weblog te beginnen, dacht ik zo, nu maar kijken hoe de rest van de wereld er tegenaan kijkt en baat het niet dan schaadt het niet, gestrekte middelvinger voor degenen die het niet leuk vinden!

Dit is dus mijn weblog, dit is mijn eerste bijdrage. Zet allemaal in je agenda bij 16 juni: dit is de uiterst memorabele dag dat Dennis van der Velden met zijn Weblog begon. Hoezé.